Wat opvalt als je door Rilland loopt is dat iedereen in het dorp wel een praatje wil maken. Of het nu die oude dame achter haar rollator is, die elke dag nog een blokje om doet ‘als het maar niet te hard waait’. Of de kinderen die ondersteboven aan het klimrek op een van de vele speelveldjes hangen. En allemaal kennen ze wel iemand die dement is. Die buurvrouw van verderop in de straat, een oma of opa, Sien die wel vijf keer per dag naar de Spar wandelt… De postbode kent ze ook. Gisteren heeft ze nog iemand uit de felle zon gehaald: ‘Ga even binnen zitten man, het is nu veel te warm om in je tuin te spitten’. Maar tijd om er lang bij stil te staan heeft ze niet. Ze moet verder met haar rondje. En ze respecteert de privacy van haar klanten.
Het is jammer, vertelt de casemanager dementie me, dat de ziekte te lang onder de pet gehouden wordt. Als mensen bij het casemanagement aankloppen worstelen ze vaak al jaren met de verwarring die dementie brengt. ‘Ach, ze vergeet wel een wat, dat heb je als je ouder wordt’ vergoelijkt de man wiens echtgenote de schone kopjes in de ijskast zet. En dat is jammer, omdat juist in het beginstadium van de ziekte het begrip en de steun van de omgeving welkom is. Dat is ook de fase waarin je nog na kan denken over hoe je leven er uit gaat zien. Hoe je kan leren omgaan met een ziekte waarvan je weet dat die je wereld kleiner gaat maken. En je afhankelijkheid van je omgeving groter.
Het is ook jammer dat we de mensen met vroege dementie niet kennen, omdat juist zij nog mee kunnen denken over wat we kunnen doen om hun leven plezieriger te maken. Om te bedenken wat we kunnen veranderen in Riland zodat ze veilig hun blokje om kunnen doen. Of hun boodschapje in de Spar. Als je met de Rillanders een praatje maakt, merk je wel dat ze willen helpen. En dat ze mee willen denken. We moeten er maar eens een praatje over maken.
Don Monfils blogt over Rilland. Meer blogs van Don